Deze blog verscheen eerder in iO Pages, het tijdschrift voor progressieve rockmuziek
DEMOITIS
Het klinkt als de naam van een oude Griekse filosoof, of als een nare besmettelijke ziekte. De meeste muzikanten onder ons weten echter meteen waar ik het over heb, als ik 'demoïtis' zeg: het is het frustrerende verschijnsel dat optreedt als een muzikant merkt dat hij zijn snelle en goedkope demo's, de proefopnames van liedjes dus, eigenlijk beter geslaagd vindt dan de uiteindelijke, officiële studio-opnames die veel tijd en geld hebben gekost.
'Beter' is in dit verband wellicht een onbruikbare kwalificatie. Het definitieve resultaat kan in een aantal opzichten wel degelijk beter zijn dan het origineel. Alles is vermoedelijk zonder fouten of slordigheden gespeeld of zuiver gezongen. Het arrangement is verzorgder. De opnamekwaliteit is ongetwijfeld superieur aan de thuis onder wat minder ideale omstandigheden gefabriceerde demo. In de mix, de eindbalans, is alles beter hoorbaar. Geen onbedoelde vervorming, of hinderlijke pieken in het geluidsbeeld. Veelal uit doosjes afkomstige- of computergeluiden zijn dan vervangen door echte instrumenten. Maar toch. Maar toch.
Er ontbreekt in de officiële studio-opname vaak iets, wat haast onbenoembaar is. Is het spanning? Spontaniteit? De belofte van een fris en nieuw nummer, waarin dingen voor het eerst worden geprobeerd, en dat alleen maar nog beter kan worden wanneer alles zogenaamd mooier gaat klinken? Ik denk van alles een beetje. Het is bovendien een subjectief verschijnsel. Voor de meeste mensen zal de officiële versie de eerste kennismaking zijn met het nummer, en zij hebben daarbij geen last van het emotionele vooroordeel, waar de maker mee worstelt. Voor hen zal het krakkemikkige origineel veelal hooguit leuk of curieus klinken, maar bepaald niet 'beter'.
Hoewel, hierbij moet ik mijzelf meteen toch enigszins tegenspreken.
Met Kayak namen we in 1977 het nummer Want You To Be Mine op. Maar ondanks het feit dat het in een heuse studio was opgenomen bleef het in onze oren echt een demo, waarop van alles was aan te merken. We hebben het nummer daarna dus nogmaals voor 'het echie' opgenomen en die versie uitgebracht. De proefversie bleef bij Phonogram op de plank liggen stof te verzamelen.
Dat wil zeggen, tot Alan Mason- de labelmanager van Janus Records, onze Amerikaanse platenmaatschappij- die demo te horen kreeg. Hij besloot prompt de eerste opname te prefereren boven de tweede, en was zo eigenwijs dat nummer dan ook in die vorm op het Amerikaanse album Starlight Dancer te zetten. Dat album was sowieso een heel ander album dan de Nederlandse Starlight Dancer, maar om het verhaal niet al te ingewikkeld te maken, dit alleen terzijde.
Mason besloot zelfs om die demo-versie op single te zetten. En jawel hoor, het nummer bereikte zowaar de Amerikaanse top-50. Of dat met de nieuwe versie niet ook was gelukt, valt natuurlijk nooit te bewijzen, maar daar gaat het niet om. Mason hoorde iets in het origineel wat later was verdwenen, terwijl het in onze oren 'beter' klonk.
Met de voortschrijdende techniek, waarbij thuisopnames bijna niet meer te onderscheiden zijn van studio-opnames, zijn de verschillen tussen demo's en eindresultaat de laatste jaren wel wat geërodeerd. Maar het blijft iets speciaals, die eerste versie van een nummer.
Zoals dat met alles is, wat je nooit meer over kunt doen.
Translate with Google
Met Pim Koopman in Ton's home studio, 2001