top of page

Blog

CAMEL 2015 ZOMERTOUR. 

 

Na de succesvolle voortzetting van de Snowgoose tour, vorig jaar maart, kreeg

Camel's management voor de zomer van 2015 verschillende aanvragen om grote

festivals te doen. Het onder prog-liefhebbers inmiddels legendarische Night of thé

Prog in het Duitse Loreley, het Ramblin' Man Festival in Maidstone (UK) en een

festival te Barcelona dat gebukt ging onder de merkwaardige naam 'Be Prog My

Friend'. 

 

Toen deze drie festivals zakelijk gezien rond waren, besloot het management 

een tourtje op te zetten opdat de leden van Camel de 20 tussenliggende dagen

niet in ledigheid en dreigende inertie zouden slijten. Dat betekende dat er 6

optredens bijkwamen in Engeland, 1 in Zwitserland, België en Nederland, en 2

in Polen. Vooral de concerten in Zwitserland en Polen wekten mijn interesse

omdat ik in die landen nog nooit had gespeeld. Sterker nog, ik was zelfs nog

nooit in Polen geweest.

 

Er werd een repetitieperiode van drie weken  gepland. Ondanks het feit dat 70%

van het repertoire nieuw zou zijn- althans vergeleken met de vorige tour- leek mij

dat toch wat aan de lange kant: met Kayak repeteerden we meestal maar drie

dagen. Dat is dan misschien weer wat weinig, maar met bandleden die zelden

tegelijk beschikbaar waren, zat er niets anders op.

 

Niets is trouwens vervelender dan het zonder publiek doorspelen van repertoire dat

je eigenlijk al kent. Het resultaat wordt er na een bepaald moment doorgaans niet

beter op. Gelukkig konden Jason Hart (de andere toetsenist) en ik de eerste week

overslaan. Andy Latimer (gitarist en leider van de groep), drummer Denis Clement en bassist Colin Bass begonnen met z'n drietjes de setlist grondig door te spitten alvorens wij werden ingevlogen.

 

Dan blijken die twee weken niet eens zo lang te zijn: als je de tijd hebt, neem je hem ook en kunnen er veel slakken van zout worden voorzien en dingen uitgeprobeerd. 

 

Dat vliegen moet men in mijn geval niet al te letterlijk nemen: voor mijn vervoer ben ik afhankelijk van trein, bus, auto, of- wanneer het water betreft- de boot. Zoals velen al weten, heb ik reeds lang geleden besloten het luchtruim te laten voor wat het was. Dat is me tot nu toe prima bevallen.

 

De repetities vonden plaats in een soort bijgebouw van de beroemde Real World Studios in het plaatsje Box bij Bath, in het zuiden van Engeland. Dat lijkt heel wat, maar zo geavanceerd en luxe als deze studio is, zo eenvoudig, zo niet spartaans, is de repetiteruimte. Die staat op enige afstand van de studio. Na de maaltijd, bereid door de Franse kok Jerome en meestal geserveerd door de immer vrolijke Maggy, gaat men langs de vijver een tuinpad af, een hekje door, een bruggetje over, een beekje langs, en weer een hekje door. Dan ziet men daar een soortement loods die zijn beste tijd gehad lijkt te hebben. De oefenruimte bevindt zich in deze loods, die degelijker moet zijn dan hij er op het eerste oog uitziet want het kan er flink waaien- en het ding staat er nog altijd.

 

Behalve onze repetitieruimte waren er ook enkele bij de studio's horende kantoren in deze loods, alsmede de eigen studio van engineer/producer Stephen Tayler, die ooit (in 1977) in de Londense Trident studio Starlight Dancer en enkele andere nummers uit die periode had opgenomen. Een Facebook-foto meer dan waard!

 

Omdat de slaapvertrekken van de Real World Studios volgeboekt waren werden wij ondergebracht op een even verderop gelegen landgoed. Hierop bevindt zich het taleninstituut van Marcus Evans. Een exclusieve en ongetwijfeld dure club, waarvan we ons na enig rekenwerk amper konden voorstellen dat dat rendabel kon zijn. We ontbeten temidden van de pakweg 15 leraren en studenten, voor wie wij absoluut een bezienswaardigheid moeten zijn geweest, in het laat 16e eeuwse herenhuis, met uitzicht op golfbaan, zwembad, tennisbaan, en een enorme tuin. De twintig minuten durende wandeling van en naar de loods door de schitterende omgeving van Box en Ditteridge was bepaald geen straf- als het tenminste droog was.

 

Na twee weken was het dan eindelijk zover: de sleeper-coach (de tourbus met slaapgelegenheid dus) kwam ons ophalen. Dat was nog niet zo eenvoudig: de nauwe straatjes van Box en de spoorbrug maakten het onmogelijk voor de bus plus trailer (voor de instrumenten) om bij de loods te komen. De spullen moesten dus eerst in een vrachtwagen geladen worden, en vervolgens een paar kilometer verderop overgeladen naar de trailer, voordat de reis kon beginnen. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Alvorens de bus vertrok en de tourmanager zich er van had verzekerd, dat iedereen ook daadwerkelijk aan boord was, werden de slaapcabines verdeeld. Een belangrijk moment. Deze slaapcabines bevinden zich in de bovenste verdieping van de bus, en het zijn er veertien in totaal: zeven onder, en zeven boven. De bovenliggende cabines verdienen de voorkeur, aangezien die nog enigszins de mogelijkheid bieden (bijna) rechtop te zitten. Verder is het een krap bemeten eenpersoonsbed met een opberghokje, bedlampje en schuifluikje dat uitzicht biedt naar buiten. De cabines, waarbij de enige privacy bestaat uit een dicht te schuiven gordijn, worden gescheiden door een gangpad waar alleen de kleinere medemens zonder zijn hoofd te stoten rechtop kan lopen. 

 

Op zich valt er redelijk te slapen in zo'n tourbus, maar er zijn belemmerende factoren. Ten eerste: het gehobbel, geslinger en gehots van het rijdende voertuig. Hoe modern, geveerd en comfortabel een bus ook kan zijn gebouwd, en hoe geweldig de chauffeur ook mag zijn, wanneer de weg slecht is, houdt het op. Doorgaans vertrekt de karavaan zo'n twee uur na de toegift, dus ergens tussen 1 en 2 's nachts. De apparatuur wordt ingeladen door de mannen van de techniek en zaalpersoneel, en de band houdt zich na het omkleden bezig met het signeren bij de merchandise stand. Vaak ben je moe genoeg of zit er voldoende alcohol in om ondanks het gehobbel en gebonk toch in slaap te vallen, maar niet alle Europese wegen zijn even barmhartig. Vooral in Polen en Belgie valt er op dat terrein nog veel te verbeteren. De nacht na het concert te Poznan (op weg naar Krakow) maar ook die na Zurich (richting Limbourg) werden, althans door mij, voornamelijk wakend doorgebracht. Opvallend is hierbij dat vaak als je net denkt weg te kunnen zakken in de armen van Morpheus, de blaas zich meldt. En die valt niet te negeren, dus je laat je voorzichtig uit je bed zakken, en dan door het bewegende gangpad proberend niet in andermans cabine terecht te komen, trapje af, en het toilet in.

 

Dit toilet biedt de gebruiker twee mogelijkheden: zitten of staan. Zitten is de veiligste en ook door het busbedrijf aanbevolen optie. De chauffeur waarschuwt namelijk niet voor de bocht. Het rijdende toilet is niets voor mensen met een zwak ontwikkeld evenwichtsgevoel. De bus dendert namelijk gewoon door terwijl jij je staande probeert te houden bij de pot, en er qua richten het beste van probeert te maken. Er hangt wel een sticker met daarop een visuele aanduiding dat men zich zittend dient te ontlasten. Dat is bij een chemisch toilet echter ook geen sinecure: zo'n pot is beperkt van omvang en diepte. Je weet ook nooit zeker of de chauffeur het spoelwater heeft bijgevuld. Nee, met de in zo'n krappe behuizing rondfladderende bacteria en wat dies meer zij was staan blijven doorgaans toch het devies.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ik moet zeggen: je krijgt er op een gegeven moment wel enige handigheid in. Maar comfortabel wordt het nooit. In zo'n klein hokje, in zo'n hobbelende en bochten nemende bus, kunnen zich ook nare angstbeelden opdringen: wat als de bus op het moment dat jij daar staat plotseling zou moeten remmen- of sterker nog, een ongeluk zou krijgen? Wat een ellendige, onwaardige manier om afscheid van dit leven te moeten nemen! If my fans could see me now! Succesvolle toetsenist omgekomen tijdens toiletbezoek. Ik bleek, bij navraag onder de andere bandleden, niet te enige te zijn geweest die met dit soort naargeestige visioenen rondliep.

 

Tweede ongemak: gesnurk van medepassagiers. Dit kan een uitermate storend element zijn, want je ligt dicht bij elkaar en als je de slaap al slecht kan vatten is niets ergerlijker dan het luide gesnurk van iemand anders die daar zelf in het geheel geen last van heeft. Maar ik had mazzel. Om mij heen hoorde ik hoorde voornamelijk zachtjes, tevreden ronken, en daarmee valt goed te leven. 

 

We reden dus, meestal, 's nachts. Ik ben grote delen van Europa verticaal, met de benen naar voren uiteraard, in het donker doorgesjeesd. Veel gezien? Nou, nee. Meestal bedroegen de reistijden zo'n 6 a 8 uur, dus tegen de tijd dat je wakker werd (of ging slapen, afhankelijk van de wegkwaliteit) was je al op de plaats van bestemming aangekomen. Daar stond je dan op een wildvreemde parkeerplaats, of vlak bij het gebouw geparkeerd. Als je naar buiten keek door het luikje was het uitzicht altijd verrassend maar soms nogal beperkt: een blinde muur, een vage winkelstraat- mooier werd het zelfden.

 

De ochtendmaaltijd leed daar wel onder. Er bevonden zich enkele basisbehoeften in de bus (thee, crackers), maar een goed ontbijt is toch het halve werk. Omdat iedereen zijn of haar eigen dagritme aanhield, en derhalve een andere tijd had om op te staan (Andy was van de vroege lichting, soms zat hij tot mijn verbijstering al om half acht beneden aan de thee) wist je nooit of er iemand was die met je mee kon gaan om in de buurt een tentje te zoeken waar ze ontbijt serveerden. Sommigen waren al weg, anderen waren al weer terug, en ik heb menig ontbijt dan ook alleen genuttigd. Het is een eenzaam bestaan, zo met zijn veertienen in een bus.

 

Er was vaak wel een daghotel geregeld: twee kamers waar iedereen naar toe kon, douchen, bijslapen, internetten, etcetera. Maar daar heb ik zelf amper gebruik van gemaakt. De zalen gingen meestal om 10 uur open, en ook daar waren douches en kleedruimtes met een bank. Soms rustte ik nog liever uit in de bus (zo lang deze in de buurt was en niet in de brandende zon stilstond tenminste). 

 

De tussen de optredens te overbruggen afstanden waren aanzienlijk. De eerste drie shows in Engeland (St. Alban's, Bath en York) lagen redelijk dicht bijelkaar, maar daarna ging de reis via de ferry Dover-Calais naar Barcelona in Spanje. Daar kwamen we zo'n dertig uur later aan, precies op tijd om op het rustieke en authentiek aandoende (maar enkele decennia geleden pas nagebouwde) stadspleintje vlak bij het Olympische Dorp wat te ontbijten. Het enorm grote en luxe hotel waar we de nacht door zouden brengen bevond zich in een andere buitenwijk. Met 32 graden in de schaduw en na zo'n lange reis heb ik meestal weinig trek om als een toerist het overvolle centrum van Barcelona op te zoeken. Colin en Denis gingen wel, maar ik bleef na de soundcheck (een dag voor het festival) in en rond het hotel tot we er uit moesten. Tja, heel erg avontuurlijk is het allemaal niet. De meeste cavia's beleven meer in hun kooi. En het blijft tenslotte gewoon werk. 

 

De volgende dag was het festival, waar ik maar weinig van de aangekondigde groepen kende. Dat zal vermoedelijk ook zo blijven, want het genre metalprog kan mij persoonlijk niet zo heel erg boeien. Wat Camel daartussen deed, was ons allemaal ook een raadsel. 

 

Nu ben ik sowieso geen liefhebber van festivals, dus enige vooroordelen zijn mij niet vreemd in deze. Ik heb teveel traumatische herinneringen overgehouden aan doelloos gesjouw door de modder, verveling, niet-aflatende herrie van andere bands, hopeloos achterlopende tijdsschema's, onvindbare of niet-betalende organisatoren, half-lauwe maaltijden en provisorische soundchecks om mij daar nog op te kunnen verheugen. Maar gezegd moet worden: vooral het Loreley festival was leuk om te doen. Met name door de idyllische lokatie dan, wat mij betreft. 


Het derde festival, in Engeland (Ramblin' Man) blonk uit door een wel heel merkwaardige programmering. De organisatie had het onzalige idee gehad om het optreden van the Scorpions tegelijk te plannen met Camel. Dat kon in theorie prima, want er waren meerdere podia. Maar de combinatie bleek bij nader inzien toch niet zo handig. Bij iedere zachtere passage die wij speelden- en dat komt nogal eens voor bij Camel- hoorden wij de Duitse hardrockers luid en duidelijk doorkomen vanaf de zuidkant. En als wíj ze al hoorden, moest het voor het publiek al helemaal een kakafonie geweest zijn. Andy kondigde het nummer 'Ice' dan ook maar aan als 'and now another song by the Scorpions'.

 

De komende tour ben ik er helaas niet bij. Die voert namelijk naar Japan, en dat is een land waar ik vermoedelijk nooit zal komen- tenzij er een snelweg of rechtstreekse treinverbinding aangelegd gaat worden dwars door Siberié en over de Japanse Zee richting Tokyo. Via Alaska mag ook, wat mij betreft. Jammer? Zeker. Heel jammer. Spelen in Camel is bijzonder leuk om te doen. Niet alleen vanwege de mooie muziek en het uiterst aangename gezelschap. Bij Kayak heb ik soms het idee dat het spelen bijzaak is vanwege de vele andere dingen waarmee ik me moet bezighouden. Bij Camel hoef ik 'alleen maar' te spelen.

 

Hopelijk ben ik een andere keer weer van de partij. Dan komt er ongetwijfeld weer zo'n blog.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Translate with Google

pics: a.o. Wouter Bessels

bottom of page